Afzien

Eerder gepubliceerd als column in Playboy #11/2016

Het was niet druk in de sportschool, waarschijnlijk omdat ik weer eens op een werklozentijdstip was gearriveerd: maandagmiddag half drie. Het onmogelijk gezond ogende meisje achter de balie had een zomerse playlist opgezet - misschien wel om het herfstweer buiten te houden, misschien wel omdat ze niet wist hoe de muzieksoftware werkte.

We hadden net La camisa negra van Juanes gehad en nu klonk Bamboleo van de Gipsy Kings door de plafondspeakers. Ik heb ooit eens aan een muzikale vriend met een bijbaantje bij de Carpetright voorgesteld om dat nummer samen opnieuw op te nemen, maar dan met 'Marmoleum' als refrein. Gouden reclame voor zijn werkgever en gouden bergen voor ons, leek mij, maar hij had me aangekeken alsof ik een isolerende ondervloer van zeven millimeter was.

Er kwamen twee jonge blonde vrouwen binnen, beiden in een strakke zwarte trainingsbroek en met het haar in een paardenstaart. De een droeg een sweater (swieter, zei ik vroeger) met de naam van een Amerikaanse universiteit erop die volgens mij niet bestaat. De ander was gepaster gekleed voor de gelegenheid, want op haar T-shirt stond het logo van Nike (Naik, zei ik vroeger). Ze gingen bij mij in de buurt op twee naast elkaar gelegen crosstrainers staan en begonnen te bewegen.

Of nou ja, eigenlijk waren het vooral hun kaken die bewogen. In razend tempo werd achtereenvolgens besproken: een chef op het werk die 'dingen niet goed doorcommuniceerde', de maaltijdbox van HelloFresh versus die van Marley Spoon en een Tinderdate van de swieter die zoveel deodorant gebruikte dat er toen hij zijn kleren uittrok hele brokken deodorantspul onder zijn oksels bleken te zitten ('super-awkward', vond het Naik-T-shirt).

De toch al lage aanvangssnelheid van hun crosstrainers daalde intussen tot die van de Opel Vectra van mijn oude vader tijdens zijn zondagochtendritjes op de A 28 tussen Hoogeveen en Staphorst. Ik verlegde de pin in mijn gewichtenkolom van tien naar vijf kilo omdat ik een steek in mijn linkerborstspier had gevoeld bij de duwbeweging die ik moest uitvoeren. Sportblessures, daar hoefden die vrouwen niet bang voor te zijn, dacht ik - de enige blessure waar zij risico op liepen, was een paar afgescheurde stembanden.

Toen de vrouwen over een gezamenlijke vriendin aan het praten waren die volgens beiden nodig 'aan de pammetjes' moest, kwam er een man bij hen staan. Ik had hem hier wel vaker gezien: hij had gehalvemillimeterd haar, was niet breed maar wel gespierd en droeg altijd een soort wetsuit, alsof hij bezig was met een triatlon.

'Trainen jullie hier vaker?' vroeg hij, dwars door het gesprek heen. De vrouwen keken hem aan met op hun gezicht een mix van desinteresse en irritatie.
'Ja,' zei de swieter toen maar.
'Ik ook,' zei hij. 'Ze hebben hier lekker veel.' Het was even stil. 'Apparaten.'
'Klopt,' zei ze.
De man leunde nu met zijn ene hand op de crosstrainer van de swieter en haalde zijn andere hand door zijn haar dat hij niet had. 'Mag ik je nummer?' vroeg hij.
'Ja hoor,' antwoordde ze. 'Vier.' Ze wees naar de zijkant van haar crosstrainer waarop met tape het cijfer 4 was geplakt.

Drie kwartier later vertrok ik en zag dat de man het bij een andere vrouw aan het proberen was. 'Grappig,' hoorde ik hem zeggen, 'ik ben ook docent.' Het was even stil. 'Ik geef Sociale Vaardigheden.' Waarschijnlijk op die niet bestaande universiteit van de swieter, dacht ik. Het meisje achter de balie had inmiddels de zomerplaylist opnieuw opgestart - boven mijn hoofd klonk Bamboleo weer. Marmoleum, zong ik zachtjes het refrein mee terwijl ik de buitendeur opende. Het was nog steeds een briljant idee, vond ik.

<< Vorige column | Volgende column >>



[ Maar wat is het? ]